Waarom commons-structuren crisisbestendig zijn
Ik sprak vandaag met Ivo Schmetz, de uitgever van deze krant en een van de drijvende krachten achter de OT301. Ik vroeg hem naar het reilen en zeilen van de culturele vrijplaats, en hij vertelde me: “Het gaat. Evenementen zijn klein, en daardoor teren we een beetje in op onze verenigingsreservers. Maar we redden het wel”.
Dat is niet het antwoord dat je krijgt van ‘reguliere’ kunstpodia die in de problemen zitten, zoals Paradiso, Carré of De Meervaart. Maar ook niet van de gemiddelde horeca-ondernemer met een conventioneel bedrijfsmodel. Kan een (culturele) wereld in crisistijd iets leren van commons-structuren zoals bij OT301, structuren waar eigendom en gebruik collectief is en wederkerigheid – en niet markttransacties – centraal staat?
De crux ligt bij gedeelde verantwoordelijkheid. Een commercieel bedrijf kent een duidelijke hiërarchie van ‘verantwoordelijken’: degene aan de top is de eigenaar of baas, hoe verder naar beneden, hoe minder verantwoordelijkheid. In financiële termen betekent dit: wanneer het bedrijf winst maakt, profiteert de baas en niet het hele bedrijf. Dit heeft een keerzijde: als het slecht gaat, zoals nu, tijdens een Covid-19-pandemie, krijgt het bedrijf de klappen. “Paradiso heeft 200 mensen in dienst en die moet je allemaal betalen”, zegt Ivo. Ook moet de aflossing op leningen worden doorbetaald, net als de huur van het pand.
OT301 is een coöperatieve vereniging die eigenaar is van het gebouw op Overtoom 301, haar leden zijn de gebruikers van de verschillende ruimtes in het gebouw. De verantwoordelijkheid over en het beheer van OT301 wordt gedeeld. Financieel in een kleine kring van verenigingsleden, in termen van activiteiten in een groter netwerk van vrijwillige betrokkenen en betaalde kunstenaars. Zonder huur, zonder vast personeel in dienst, maar mét een klein leger aan actieve betrokkenen, wordt een crisis als deze overzichtelijker.
Dit moet niet worden begrepen als argument om dan maar niemand meer te gaan betalen. Mensen belonen voor hun werk – kunstenaars of anderszins – kan ook in andere vormen dan het model van een commerciële onderneming met 100+ man vast personeel. Mensen die energie steken in OT301 worden daar op de een of andere manier – sociaal, artistiek, financieel of een combinatie – voor beloond. Omdat ze er zijn.
Dit moet wel begrepen worden als argument voor het delen van eigenaarschap en verantwoordelijkheid. Een commercieel model kent een strakke grens tussen mensen met en zonder contract. Bij collectieven als OT301 bestaat een relatief grote ruimte om mee te doen, om je de plek eigen te maken, om verantwoordelijkheid te nemen en te delen. Ook als je niet direct deel uitmaakt van de binnenste ring, de vereniging. En, zo wijst de praktijk uit, dat trekt aan.
Plekken als OT301 laten al langer zien dat levendige culturele podia – vele aangesloten bij Amsterdam Alternative – prima functioneren zonder een heel bestand aan personeel, een commercieel bedrijfsmodel of overheidssteun. En leveren een stukje bewijs dat een organisatie – niet alleen een culturele – crisisbestendiger is wanneer het model niet winstgedreven en hiërarchisch is, maar waardegedreven en coöperatief.