Use the buttons to browse through the AA articles archive or to find out more about the newspaper and distribution.
1/3/2023 / Issue #047 / Text: Geert Kapteijns

De meest gecancelde man op aarde

Een interview met Norman Finkelstein – wereldberoemd gecanceld politicoloog, linkse dissident en auteur van vele boeken over het Israëlisch-Palestijnse conflict – over zijn nieuwste boek ‘I’ll Burn That Bridge When I Get To It,’ een verzengende kritiek op cancelcultuur, wokisme en linkse hypocrisie.

We ontmoeten elkaar via Zoom, want Norman Finkelstein woont in Brooklyn, New York, en wij wonen in Amsterdam. We zien Norman, een man van 69 jaar, zitten in een nette studeerkamer met boeken op de achtergrond. Hij is casual gekleed in een blauw overhemd.

Norman, je boek is een kritiek op de cancelcultuur, het wokisme en de identiteitspolitiek. Wat betekenen deze termen precies?

Norman Finkelstein:
Ik heb definities nooit erg nuttig gevonden, omdat ze ofwel erg abstract zijn, ofwel duizend verschillende fenomenen gaan omvatten omdat ze te flexibel zijn.
In het boek ga ik gewoon door de historische evolutie van de concepten. Wokisme is eigenlijk wat we vroeger politieke correctheid noemden. En de cancelcultuur is een variant op de door de staat gesteunde anticommunistische bangmakerij van de jaren veertig en vijftig.

Een van de meest inzichtelijke delen van het boek is waar je beschrijft hoe de woke-ideologie wordt gebruikt door de rijkste 1 procent om de 99 procent te verdelen. Kun je daar iets over zeggen?

Norman Finkelstein:
We kunnen gewoon met de basis beginnen. De rijkste 1 procent controleert ongeveer dertig procent van de rijkdom, en de rijkste tien procent controleert ongeveer zestig procent van de rijkdom. Zij hebben de politieke macht. Ze hebben de organisatie. Zij hebben talloze instellingen, organisaties en onderzoeksfaciliteiten, die een lange geschiedenis hebben van samenwerken om uit te vinden hoe dit systeem stabiel gemaakt en bij elkaar gehouden kan worden – een fantastisch, vertakt netwerk.

De andere kant heeft maar één ding: aantallen – de massa. Maar om de kracht van die massa’s in te kunnen zetten moeten ze georganiseerd zijn.

Het lijkt er objectief gezien op – ik ga geen complottheorie uitbroeden – dat de belangrijkste functie van de identiteitspolitiek [een politieke benadering met als doel een agenda te ontwikkelen op basis van ras, gender, seksuele voorkeur, enz. – red.] is om de 99 procent te blijven versnipperen, zodat elke onderdrukte groep in een strijd verwikkeld is met andere onderdrukte groepen over wie het meest onderdrukt is, en elk zijn eigen autonome stem opeist in een coalitie. Dus dan moet je een platform creëren dat honderdduizend verschillende identiteitsgroepen omarmt. Dat is gewoon niet mogelijk.

Waarom heeft in de linkse traditie de arbeidersklasse zo’n grote rol gespeeld? Daar zijn verschillende redenen voor. De veronderstelling was dat bij de ontwikkeling van het kapitalistische systeem alle rijkdom en macht aan de ene kant zou worden gepolariseerd, en alle armoede aan de andere kant – eerlijk gezegd, zoals in de Verenigde Staten vandaag. De arbeidersklasse vertegenwoordigde vrijwel iedereen. De arbeidersklasse bezette de strategische plaatsen in de kapitalistische maatschappij, zodat een algemene staking de hele maatschappij tot stilstand zou brengen.

Dit zijn misschien oppervlakkige observaties, maar ze worden volledig over het hoofd gezien door de identiteitspolitiek. Stel – ik probeer niet grappig te zijn – dat elke transseksueel besluit te gaan staken. Hoe zou dat de economie beïnvloeden? Totaal niet. Geen van de onderdrukte groepen heeft op zichzelf ook maar enige echte sociale macht. 

Kijk maar naar wat er gebeurde op het moment van de waarheid: de presidentscampagne van Bernie Sanders in 2020. Het belangrijkste orgaan van de identiteitspolitiek in de Verenigde Staten is de New York Times. Die krant was ook de belangrijkste aanvaller van de Sanders-beweging. Hetzelfde geldt voor het voornaamste nieuwsprogramma van de identiteitspolitiek, MSNBC. Alle mensen die ik in het boek noem, van Angela Davis tot Ta-Nehisi Coates: ze vielen allemaal Bernie Sanders aan. En ze gebruikten daar de identiteitspolitiek voor: Bernie is zwak over herstelbetalingen voor zwarte mensen, dus is hij een racist. Bernie’s beweging bestaat uit allemaal mannen – de ‘Bernie bros’ –, dus is hij een seksist. De identiteitspolitiek werd gebruikt als het belangrijkste instrument om de Bernie Sanders-beweging in diskrediet te brengen en te vernietigen. Dat zijn voor mij – geen theorieën, geen abstractie – de ware kleuren ervan: een reactie van het kapitalistische systeem om zichzelf in stand te houden.

Norman, je schrijft in je boek: ‘Ik vertel je mijn voornaamwoorden als jij me je netto-waarde vertelt.’ Waarom zie je deze aandacht voor gender-gerelateerde voornaamwoorden [bijv. hij/zij/het] als een negatieve ontwikkeling?

Norman Finkelstein:
Nou ja, in de eerste plaats gaat het helemaal nergens over. Dat is een van de problemen. Er zijn twee geslachten, het mannelijke en het vrouwelijke. Einde verhaal. Er is een heel kleine groep die intersekse heet, waarbij je bij de geboorte het geslacht niet kunt identificeren, maar dat is een hele kleine categorie.

Al het andere – wat tegenwoordig ‘gender’ wordt genoemd – heeft te maken met de sociale verwachtingen van de verschillende biologische geslachten versus hoe ieder persoon zijn of haar biologische geslacht ervaart.

Goed. Laten we nu een universitaire omgeving nemen. Om verschillende redenen is het kennen van iemands geslacht relevant. Waarom? Er zijn toiletten. Er zijn sportteams. Er zijn kleedkamers. En er zijn ook wetten ten aanzien van discriminatie: je wilt er bijvoorbeeld voor zorgen dat vrouwen niet gediscrimineerd worden bij wiskunde en natuurwetenschappen. Al het andere interesseert me als hoogleraar – als ik die term nog mag gebruiken om mezelf te beschrijven – eigenlijk niet. Ik geef les. Als je je als man identificeert met bepaalde sociale rollen die normaal aan vrouwen worden toegeschreven, dan is dat jouw zaak. Doe wat je wilt in je leven. Maar het hoort niet thuis in mijn collegezaal. Of neem uitgevers: kijk op uitgeefsites, iedereen geeft zijn voornaamwoorden. In plaats daarvan ben ik meer geïnteresseerd in of je Shakespeare wel of niet hebt gelezen.

Waarom denk je dat links-activistische groepen de woke-cultuur propageren? Proberen ze niet gewoon tolerant te zijn in een minder tolerante wereld?

Norman Finkelstein:
Luister, toen ik jullie leeftijd had, was ik maoïst, een volgeling van voorzitter Mao [Norman barst in een oud maoïstisch lied uit]. Jonge mensen gaan door radicale fasen. En ik denk dat veel daarvan absoluut oprecht is, absoluut fatsoenlijk en totaal idealistisch. Maar je maakt fouten in je jeugd. Deels komt dat voort uit idealisme, en deels schuilt er een zekere egoïstische bevrediging in het aannemen van een radicale pose: ‘Kijk eens hoe radicaal ik ben.’

Een deel van de radicale agenda is natuurlijk tolerantie en respect voor anderen. Maar ik denk dat het de taak is van meer ervaren activisten om erop te wijzen dat de identiteitspolitiek een afleidingsmanoeuvre is, en dat een groot deel ervan geen radicale inhoud heeft. Het wordt destructief, omdat je mensen dwingt dingen te zeggen die ze niet geloven, en ik vind niet dat ze verplicht moeten worden om dat te geloven.

Natuurlijk moet de samenleving tolerant zijn. En voor zover die tolerantie je wordt ontzegd, moet je natuurlijk vechten om die tolerantie te verkrijgen. Met dat deel heb ik geen probleem. Waar ik een probleem mee heb is als je denkt een radicale beweging op te kunnen bouwen op basis van deze identiteiten, die gewoonweg een beweging versplinteren en totaal niet bedreigend zijn voor de heersende klasse.

Voor zover die tolerantie je wordt ontzegd, moet je natuurlijk vechten om die tolerantie te verkrijgen

Laatste vraag, Norman. Je hebt grote persoonlijke offers gebracht voor je principes. In 2007 werd je ontslagen bij de universiteit waar je lesgaf vanwege je publieke standpunten over de exploitatie van de Holocaust, het Israëlisch-Palestijnse conflict en het ontmaskeren van de beroemde Harvard-rechtenhoogleraar Alan Dershowitz als leugenaar en plagiator. Je werd gecanceld in activistische kringen na je kritiek op de pro-Palestijnse Boycot Divestment Sanctions (BDS)-beweging. Je hebt sindsdien geen vast werk kunnen vinden. Hoe voelt het om gecanceld te zijn? Is er leven na het cancellen?

Norman Finkelstein:
Er is altijd leven. Het punt is discipline. Weet je, Rosa Luxemburg [de Poolse en genaturaliseerd-Duitse socialiste] schreef veel in de gevangenis. De discipline komt voort uit de zaak. Dat is wat je op de been houdt nadat je gecanceld bent: de zaak.

Maar als de zaak sterft, is het heel moeilijk om die discipline op te brengen. Ik zal eerlijk tegen jullie zijn, het is erg moeilijk. Weet je, de Palestijnse zaak is dood. Het heeft me veertig jaar lang geabsorbeerd, en toen besefte ik plotseling dat het voorbij was. De zaak was verloren.

En dan is het wel heel moeilijk als je wordt gecanceld, want dat cancellen betekent één ding, naast het wegvallen van je inkomen: het is het einde van de externe structuur. Als je een baan hebt, moet je op tijd opstaan, moet je ergens heen, moet je bepaalde taken uitvoeren en spreekuren houden, en heb je afdelingsverantwoordelijkheden.
Ik werd gecanceld door mijn universiteit, maar ook geen enkele uitgever wilde nog iets publiceren wat ik schreef. En dus waren er geen deadlines meer voor mij, geen enkele. Elke ochtend moet je een soort excuus verzinnen voor je bestaan.

Toen Rosa Luxemburg uit de gevangenis kwam [na de Eerste Wereldoorlog], was ze nog steeds even bevlogen als altijd. Ik wou dat ik dat had. Ik bewonder Rosa enorm. Maar zij leefde in andere tijden, waarin het leven een duidelijk doel had. En dat ben ik helaas een beetje kwijtgeraakt.

En met deze openhartige bekentenis eindigen we het interview. Eén ding is helder: Norman is geen man van compromissen of van mooie praatjes. En daar hangt een prijskaartje aan. We bewonderen zijn radicaliteit, maar zijn niet jaloers op zijn leven. Hij zorgt ervoor dat wij ons afvragen hoe ver wij zelf zouden gaan, en tegen welke prijs, voor onze opvattingen en principes.