Zoek de verschillen
Het Woonprotest en de Woonopstand
Sinds afgelopen zomer zijn er in Amsterdam en Rotterdam duizenden mensen de straat opgegaan om te protesteren tegen het tekort aan betaalbare woningen. In Amsterdam waren dat er zo’n vijftienduizend en in Rotterdam zeven- à achtduizend. Het grote verschil tussen beide demonstraties was echter niet het aantal deelnemers, maar de manier waarop zij werden georganiseerd. De betoging in Amsterdam, onder de noemer Woonprotest, was een initiatief van een piepklein comité van drie (jonge) mensen, Mieke Megawati Vlasblom, Melissa Koutouzis en Sander van der Kraan. Die in Rotterdam, onder de naam Woonopstand, kwam van de grond dankzij een enorme coalitie van grassroots-organisaties en (lokale) activisten, onder aanvoering van de Bond Precaire Woonvormen. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ook het Woonprotest werd ondersteund door een breed scala aan maatschappelijke bewegingen en groeperingen, maar het verschil in organisatievorm blijft zeer opvallend.
De vraag is of (en zo ja, wat) dit verschil ons leert over het mogelijke succes van toekomstige protestbewegingen. Ik kom zelf uit een politieke cultuur die van oudsher radicaal basis-democratisch is en geworteld is in de tegencultuur van de jaren tachtig van de vorige eeuw. Er moest (en moet nog steeds) soms ellenlang vergaderd worden voordat iets besloten werd, wat natuurlijk dodelijk is voor de effectiviteit van je beweging. Weliswaar werd daar in de kraakscene begin jaren tachtig ook al wel van afgeweken (berucht zijn de verhalen over de soms ronduit stalinistisch opererende Politieke Vleugel van de kraakbeweging), maar grosso modo kun je zeggen dat de meeste activisten uit die tijd toch eerder anarchisten pur sang waren. Ook later bleef deze modus van organiseren de norm. Zo kon het gebeuren dat de protesten na de financiële crisis van 2008-2009, die culmineerden in de Occupy-beweging, uiteindelijk verzandden in richtingloos geouwehoer.
Betekent dit nu dat we een radicaal andere koers moeten inslaan en moeten kiezen voor slagvaardiger, maar noodzakelijkerwijs ook autoritairdere organisatievormen? Ik ben daar eerlijk gezegd nog niet zo van overtuigd. We moeten de initiatiefnemers van het Woonprotest beslist lof toezwaaien, omdat ze er in relatief korte tijd in geslaagd zijn een grote groep mensen te mobiliseren. Bovendien was het podiumprogramma in het Westerpark, zij het veel te lang, indrukwekkend: de presentatie was in de bekwame handen van Fatima Faïd, gemeenteraadslid voor de Haagse Stadspartij, en de diversiteit van de sprekers was groot. Helaas gold dat laatste niet voor het gros van de aanwezige betogers, want die waren grotendeels wit en zo te zien (ook al woonden ze misschien te duur of konden ze geen woning vinden) afkomstig uit de middenklasse. Dat laatste was trouwens in Rotterdam al een stuk beter, dat was veel meer een afspiegeling van de onderkant van de maatschappij.
Maar het grote nadeel van een heel klein organisatiecomité is natuurlijk dat je geen echte basis hebt. Als je heel handig bent met sociale media, kun je misschien met een klein groepje mensen wel een hoop betogers op de been krijgen, maar wat is dat uiteindelijk waard als er niet echt een ‘follow-up’ is, gesteund door een brede massabeweging? Nu overheerste toch sterk de indruk van een eenmalige stunt, omgeven door veel publiciteit in de media. Maar we weten allemaal dat die publiciteit weer net zo snel verdwijnt is als de ‘hype’ voorbij is. De geringe omvang van het organisatiecomité van het Woonprotest had ook tot gevolg dat er soms uiterst moeizaam werd gecommuniceerd met de geestverwanten van de Woonopstand, en dat er her en der steken vielen. De belangrijkste daarvan was dat het veel te lang duurde voordat Woonprotest met een veroordeling kwam van het politieoptreden aan het eind van de demonstratie, toen een paar mensen wilden proberen een pand te kraken in de buurt van de Dam, dat al heel lang leegstond.
In Rotterdam ging dat beter en sneller. Daar trad de politie met ongelooflijk veel machtsvertoon en geweld op tijdens de demonstratie, op het moment dat de stoet zich op de Erasmusbrug bevond. Een groep van ongeveer honderd grotendeels in het zwart geklede activisten werd ingesloten, op basis van de (ongegronde) verdenking van verboden wapenbezit. De organisatie verklaarde zich onmiddellijk solidair met de belaagde groep en weigerde aanvankelijk verder te lopen. Onmiddellijk na afloop van de demonstratie werd een persbericht de wereld in gestuurd, waarin het politiegeweld in niet mis te verstane bewoordingen werd veroordeeld. Bovendien heeft Woonopstand ervoor gezorgd dat er in de Rotterdamse gemeenteraad kritische vragen zijn gesteld over het politieoptreden, en dat tal van organisaties, tot en met het FNV, van hun afkeuring hebben laten blijken.
Ook al is de kerngroep achter de Woonopstand veel groter dan die van Woonprotest, de interne communicatie en overlegstructuur blijken buitengewoon goed en efficiënt te functioneren. Daarvoor wordt uiteraard gebruik gemaakt van moderne middelen als app-groepen etcetera, maar het is opmerkelijk dat ondanks de soms grote hoeveelheden deelnemers aan interne discussies (via het online-platform Jitsi) er toch in relatief korte tijd knopen werden doorgehakt en besluiten werden genomen. Het is dus niet gezegd dat basisdemocratische principes automatisch leiden tot lange vergaderingen en stroperige besluitvorming.
Waar dit alles binnen afzienbare tijd in zal uitmonden blijft uiteraard de grote vraag. Het is niet te verwachten dat de partijen die proberen een nieuw kabinet te formeren nu onmiddellijk het woonbeleid radicaal zullen omgooien, met als gevolg dat de tekorten als sneeuw voor de zon zullen verdwijnen. Het is dus van groot belang dat de druk op de ketel blijft. De komende tijd zijn er verspreid door het hele land nog meer betogingen, onder meer in Groningen, Nijmegen en Den Haag (onder de noemer Woonverzet, op 14 november om 14.00 uur op de Koekamp). Te hopen valt dat de diverse bewegingen en organisaties die de woonstrijd hebben aangebonden het vuurtje brandend kunnen houden én erin zullen slagen de handen ineen te (blijven) slaan, of beter nog: één front te vormen.