Use the buttons to browse through the AA articles archive or to find out more about the newspaper and distribution.
8/7/2020 / Issue #031 / Text: Menno Grootveld

De geschiedenis van de Commons in Amsterdam (deel 1)

Om te beginnen moet ik eerst maar eens uitleggen wat ik precies met de commons bedoel. Inmiddels is dit begrip namelijk door zoveel mensen omarmd en – mede daardoor – feitelijk misbruikt, dat het een beetje een lege huls dreigt te worden.

De definitie die ik voor de commons hanteer is de volgende: ‘Alles wat eigenlijk van ons allemaal gezamenlijk zou moeten zijn (van de gemeenschap dus), maar dat niet meer is.’ Van oudsher worden met de commons de gemeenschappelijke gronden in de buurt van een dorp of stad aangeduid, die niet onder het eigendom van één of andere grootgrondbezitter vielen en die de (soms nog horige) boeren gezamenlijk mochten beheren. In het Nederlands worden deze gronden ook wel met het woord ‘meent’ aangeduid, dat verwant is aan het woord ‘gemeente.’ In de loop van de geschiedenis, maar met name in de periode vlak vóór de Industriële Revolutie, werden deze gronden steeds vaker omheind en op die manier onttrokken aan het gemeenschappelijk gebruik. Je zou deze praktijk kunnen zien als één van de belangrijkste factoren in de opkomst van het kapitalisme.

In de begintijd van het internet dook de term commons opnieuw op, maar nu met het woord ‘digital’ ervoor. Het prille internet werd destijds beschouwd als een analogie voor de ongerepte gemeenschappelijke gronden van weleer, want er was aanvankelijk geen centraal gezag en geen sprake van ‘eigendom’ in traditionele zin. Helaas was deze situatie slechts van korte duur. Tal van handige jongens en andere onverlaten wisten – net als bij de oorspronkelijke commons – stukjes van die vrije ruimte af te schermen en voor zichzelf te claimen, zodat er na een paar jaar nauwelijks nog sprake was van collectief eigendom of iets dergelijks.

Vervolgens gingen er stemmen op om wat er nog over was van het oude internet te beschermen: in 2005 werd bijvoorbeeld de P2P-foundation van Michel Bauwens opgericht. P2P staat voor ‘peer to peer’ en duidt op een systeem van gelijken (‘peers’) die een netwerk vormen en – meestal gratis – informatie met elkaar uitwisselen. Deze notie van uitwisseling tussen gelijkwaardige partners (ook wel delen genoemd) werd al snel uitgebreid naar allerlei andere terreinen, zodat de commons een gemeenschappelijke noemer werd voor alles wat niet tot het domein van de markt of de staat behoort.

Nu is het de vraag hoe het anno 2020 gesteld is met het streven om de commons en alles wat daarmee verband houdt meer inhoud te geven. In Amsterdam heeft het gemeentebestuur onlangs het concept van de donuteconomie van de Britse econome Kate Raworth omarmd (zie de vorige AA: ‘Over corona, donuts en de vraag wat er van het virus te leren valt.’) Op het eerste gezicht is die donuteconomie circulair en wordt er relatief veel aandacht besteed aan waarden als gelijkwaardigheid, duurzaamheid en eerlijkheid, die door de commons worden belichaamd. Het probleem is echter dat het erop lijkt dat de stad deze waarden denkt te kunnen verwezenlijken zonder een fundamentele hervorming van ons economische systeem door te voeren. Zo gaan via de Amsterdam Economic Board allerlei bedrijven aan de totstandkoming van de donuteconomie werken, maar is de inbreng van de burgers minimaal en wordt op geen enkele manier aan het winstprincipe getornd, de kurk waarop het kapitalisme drijft. Het is opmerkelijk dat de ‘Amsterdam Donut Coalitie’ (naar eigen zeggen een ‘open en inclusief netwerk van veranderaars’) voor een relatief groot deel bestaat uit mensen die zichzelf als ‘ondernemer’ omschrijven, naast een reeks van organisaties die nou niet bepaald bekend staan om hun ‘open en inclusieve’ karakter. Dit voorspelt weinig goeds.

Welke partijen/organisaties houden zich op dit moment in Amsterdam met de commons bezig, en wat hebben zij tot nu toe aan het discours over dit onderwerp bijgedragen c.q. bereikt? Als je deze vraag gaat onderzoeken, zijn de bevindingen eigenlijk ronduit teleurstellend: een hoop geblaat, maar weinig wol. Er zijn een stuk of vier platforms die zich met de commons bezighouden, en een hele reeks kleinere initiatieven. Een deel daarvan heeft zich nu onder de paraplu van de Donut Coalitie geschaard, maar opvallend genoeg een flink deel ook niet.

Het Commons Lab van de Waag is eigenlijk het enige commons-platform dat meedoet aan de Donut, en dat is ook niet zo verwonderlijk, want Waag-directeur Marleen Stikker is één van de grootste pleitbezorgers van het gedachtegoed van Kate Raworth. Maar erg concreet wil het (ondanks een ruimhartige subsidie van het Fonds voor de Creatieve Industrie) allemaal nog niet worden. Volgens de webpagina van het Commons Lab wordt er vooral veel onderzoek gedaan (onder meer naar ‘het potentieel van serious gaming om de stedelijke commons terug te winnen’). Dit Commons Lab houdt zich eigenlijk vooral bezig met alles wat anno 2020 onder de term ‘digital commons’ gevangen kan worden, en dat is evenmin vreemd, want Marleen Stikker stond begin jaren negentig aan de wieg van de Digitale Stad – eigenlijk ook een commons in wording, die echter jammerlijk mislukt is.

Een ander platform dat zich eveneens Commons Lab noemt is dat van de Stichting Samenwonen-Samenleven (SW-SL), waar ook de Ru Paré Community in Slotervaart onder valt. Dit Commons Lab organiseert vooral workshops, maar is ook de bakermat van Westerlicht, een ‘bewoners-energiecoöperatie,’ die zich onder meer ten doel stelt burgers te helpen bij het met hun eigen buurt inkopen van zonnepanelen. Het meest ambitieuze project van Westerlicht is het plan om de Sloterplas als warmtebron te gebruiken. Dit project staat echter nog in de kinderschoenen en het kan nog jaren duren voordat het werkelijkheid wordt.

Het derde platform is het Commons Network, met vestigingen in Amsterdam, Brussel, Berlijn en Valencia. Het Commons Network is een typische netwerkorganisatie en werkt met activisten, denkers, pioniers en beleidsmakers ‘om verhalen te vertellen, netwerken te bouwen en beleidsvoorstellen te doen om commoners te ondersteunen en de commons in heel Europa te verdedigen.’ Tot de projecten van het Commons Network behoren een programma dat onderzoek doet naar ‘alternatieven voor de platformeconomie en de data commons’ en een programma dat onderzoek doet naar ‘alternatieve modellen van biomedische innovatie.’ Wederom heel veel onderzoek dus.

Het vierde platform, de Meent, is eigenlijk het best te omschrijven als het ‘platform der platforms.’ Tot de partners behoren onder meer het Commons Network, het Commons Lab van Ru Paré en het Commons Lab van de Waag. De doelen van de Meent zijn: het gedachtegoed van de commons verspreiden in Nederland; het verenigen van commoners achter een gemeenschappelijke strategie; het politiek agenderen van de commons; het zichtbaar maken van de verhalen van commoners in Nederland; en het faciliteren van ontmoetingen tussen commoners. De Meent heeft subsidie gekregen van Stichting Doen.

Wat al deze platforms gemeen hebben, is dat zij zichzelf zien en presenteren als intermediair: de verbindende schakel tussen commoners onderling, en tussen commoners en hun organisaties en de overheid, publieke instellingen, de media en de markt. Het probleem hiermee is dat er veel tijd, energie en soms ook geld gaat zitten in al dat ge-intermedieer, terwijl er op de keper beschouwd verdomd weinig concreets gebeurt. Dat is jammer, want het kan ook anders. De beste voorbeelden die ik ken van commoning in de praktijk komen uit het buitenland. Eén voorbeeld is de ZAD in West-Frankrijk, in de buurt van Nantes, waar op een stuk boerenland dat ooit voorbestemd was een nieuwe luchthaven te worden een fantastisch experiment met nieuwe vormen van samenleven en bedrijvigheid vorm heeft gekregen: https://zad.nadir.org/. En een ander voorbeeld is Cooperation Jackson in Mississippi, USA, opgericht in 2014 om ‘vanuit de structureel werkloze en onderbetaalde delen van de werkende klasse, met name de zwarte en latino-gemeenschappen, coöperaties in eigendom van de werknemers op te richten, teneinde de economie en de samenleving te democratiseren:’ https://cooperationjackson.org. Beide voorbeelden (de bezetting van een stuk land om de aanleg van een vliegveld te voorkomen, de wederopbouw van onderop van een economisch achtergebleven stad in een van de armste staten van de VS) zijn concrete pogingen om een alternatieve werkelijkheid te scheppen, zich beroepend op de uitgangspunten van de commons, maar heel verschillend in hun uitwerking. Dít is in mijn ogen hoe het in Amsterdam ook aangepakt zou moeten worden, en het kán. Maar dan moeten we het oeverloze geneuzel en het eindeloze onderzoeken achter ons laten, en ons storten op concrete plannen om de commons te verwezenlijken. In de volgende aflevering van deze serie zal ik nader ingaan op vier projecten in de sfeer van voedsel, volkshuisvesting en onderwijs die dat mogelijk maken.