Use the buttons to browse through the AA articles archive or to find out more about the newspaper and distribution.
9/11/2015 / Issue #004 / Text: Bart Stuart, Klaar vd Lippe

De goede kant op mislukken is de toekomst van alternatief ontwikkelen.

Boekbespreking ‘The Volkskrant building: manufacturing difference in Amsterdam’s creative city’ door Boukje Cnossen en Sebastian Olma, verschenen November 2014 bij Amsterdam Creative Industries Publishing.

Wij werken als kunstenaars en op het snijvlak van kunst, politiek en planning. Vanuit uit onze praktijk en ervaring kijken we kritisch naar onze eigen stad en hoe ze vorm krijgt Wij waren dan ook blij met de timing van deze publicatie over het Volkskrantgebouw. Er is namelijk wel wat aan de hand in Amsterdam. Na de ontruiming en sloop van de Tabakspanden en recente ontruiming van Bungehuis en Maagdenhuis vragen we ons af waar in Amsterdam de oefenruimte is voor tegendraadse praktijken en burgerlijke ongehoorzaamheid. Neoliberale stadsontwikkeling betekent dat geld regeert. Monocultuur is hiervan het resultaat. Hierbij worden plekken van verzet en kritiek weg geblazen. Als een levende stad het oogmerk is, pleiten wij voor meer oefenruimte en minder vastgoedformules.

Dit boekje over het Volkskrantgebouw laat zien hoe die oefenruimte met vallen en opstaan bevochten kan worden. Het verhaal gaat niet over de stenen maar over mensen, idealisme, en het maken van verschil.
Zo wordt het een portret van een proces in de stad en niet van een gebouw. Mensen maken de stad, niet alleen gebouwen. Het gebouw waarin het dagblad de Volkskrant huisde, gelegen aan de Amsterdamse Wibautstraat, is een voorbeeld van een poging tot een alternatieve, niet commerciële herontwikkeling van een ‘overbodig’, want sterk verouderd, kantoorgebouw. Het gebouw staat eerst op de nominatie om te worden gesloopt. De auteurs beschrijven hoe het pand van een leegstaand kantoor transformeert naar een broedplaats, en vervolgens naar een hip en betaalbaar hotel.

We kennen dit soort ontwikkeling in principe van andere plekken maar, de kracht van deze publicatie is dat het een reflectie is op een weerbarstig transformatieproces van een ‘creatief’ gebouw. Tegelijkertijd is het ook een reflectie op het zogenaamde Broedplaatsenbeleid. Dit is waardevol, want er wordt zelden kritisch stilgestaan bij dit soort veranderprocessen. Meestal worden alleen de successen bezongen. Door het hoge feel good karakter van alles wat met creativiteit en stedelijk beleid te maken heeft lijkt reflectie overbodig.

Hoewel we denken dat we het gentrificatie proces wel kennen uit de praktijk, kent het verhaal over het Volkskrantgebouw een aantal onverwachte wendingen. De levensloop van het afgeschreven gebouw is door de broedplaats verlengd. Zonder broedplaatsontwikkelaar Urban Resort én de kredietcrisis was het gesloopt om plaats te maken voor appartementen voor midden- en hogere inkomens. Hiermee is de vrij  saaie Wibautstraat verlevendigd en met een blijvende culturele voorziening verrijkt. In de kostenraming voor de opstart van de broedplaats in 2007 werd uitgegaan van de zelfwerkzaamheid van huurders. Deze zouden zelf zorg dragen voor schoonmaak en onderhoud, waardoor de huurprijs laag kon blijven. Halverwege het bestaan van de broedplaats wordt duidelijk dat dit idealisme uit de tijd is. De verwachte actieve houding bij de huurders is afwezig. De huurders voelen zich consumenten: ik betaal, dus heb ik rechten en geen plichten. Ook een ander ideaal blijkt niet zo gemakkelijk te realiseren. Onverwachte ontmoetingen en samenwerkingen faciliteren was één van de doelstellingen van de broedplaats. De auteurs beschrijven hoe synergie echter eerder ontstaat op basis van toeval of opportunisme dan uit ideologische of inhoudelijke overeenkomsten.

De initiatiefnemers van de broedplaats in het Volkskrantgebouw, Hay Schoolmeesters en Jaap Draaisma, hebben een verleden in de kraakwereld. Hun ideaal is een betaalbare en zelf beheerde experimenteerruimte voor jonge mensen. Zij richtten daarvoor een eigen organisatie op onder de naam Urban Resort en ontwikkelen daarmee een praktijk om in de systeemwereld van ruimtelijke planning en stedelijke ontwikkeling het verschil te maken. Deze ex-krakers zitten jaren later aan tafel met dé commerciële vastgoedkoning van Nederland ,Cor van Zadelhoff, die uiteindelijk van het pand een hotel maakt. De vraag die de auteurs stellen is of (en hoe) de praktijk van Urban Resort daadwerkelijk verschil maakt, of dat de ex-krakers zich uiteindelijk voegen naar die bestaande systeemwereld.

Naast een betaalbaar hotel biedt het pand nu nog voor een deel goedkope werkruimtes voor kunstenaars aan. Het gebouw draagt het zo bij aan de diversiteit van de stad. En “last but not least” stellen de auteurs de vraag wat het succes van de broedplaats uiteindelijk waard was. Voor hoeveel geld werd het Volkskrantgebouw doorverkocht als Volkshotel? En wie mocht de winst opstrijken?

“Mede mogelijk gemaakt door de kraakwereld”  is de tekst op spandoeken aan veel gebouwen in de stad. In de jaren 80 werd de hele culturele infrastructuur van Amsterdam opgezet vanuit kraakpanden, denk bijvoorbeeld aan de Melkweg of Paradiso. Voormalig kraakpanden zoals het Lloyd Hotel of de Graansilo zijn behouden gebleven en zouden anders (met de rest van de wijk) zijn gesloopt. Het programma in die gebouwen  is wel vercommercialiseerd. Urban Resorts model is eigenlijk de volgende, legale, fase van stadsontwikkeling van onderop. Toch lijkt deze organisatie een uitzondering en is het geen staand beleid geworden om middels dit soort organisaties en initiatieven de stad met betaalbare culturele plekken te verrijken. Broedplaatsen blijven tijdelijke voorzieningen in economisch (nog) onaantrekkelijke gebouwen.

Deze publicatie stelt indirect de vraag aan de orde hoe we de stad uitdagend, cultureel en divers kunnen houden. Het boek geeft hierop geen eenduidig antwoord. De auteurs komen tegen het einde van het het boek met het interessante begrip ‘failing forward’. Hiermee bedoelen ze dat, hoewel er door Urban Resort geen definitieve oplossing gevonden wordt, ze wel ‘de goede kant op’ mislukken. Dat is op zich al een inspirerende prestatie. Het is te hopen dat de grootstedelijke planners de moed hebben hun succesverhaal los te laten en met Urban Resort mee durven mislukken, de goede kant op!